Ik heb niet zoveel verstand van ganzen. In de winter naar het zuiden, in de zomer naar het noorden en vliegen in een V, vanwege de luchtweerstand. Daarmee houdt mijn kennis van ganzen zo’n beetje op. Ik weet ook niet of ganzen iets kunnen voelen, verdriet of zo. Ik weet eigenlijk helemaal niet of dieren verdriet kunnen hebben. Instinct en verdriet, gaat dat samen in een dierenhoofd?

Hoe dan ook, de overgebleven gans bij ons aan de gracht maakt een aangeslagen indruk. Misschien lijkt dat maar, omdat je jezelf als het ware verplaatst in het verdriet van die gans. Dat moet je natuurlijk nooit doen. Dieren zijn immers geen mensen. En eerlijk is eerlijk, vroeger zat hij ook best vaak stil voor zich uit te kijken, die gans. Maar toen waren ze nog met z’n tweeën.

Het lijkt mij trouwens het mannetje. Waarom weet ik niet. Dat zal te maken hebben met mijn medelijden. Mannetjes zijn nu eenmaal minder goed in achterblijven dan vrouwtjes. Dat geldt in de mensenwereld, maar ook in natuurfilms lijken mannetjes altijd het eenzaamst. Hebben ze eenmaal voor nageslacht gezorgd, dan doen ze er niet meer toe. Niet meer echt, althans.

Je zag ze al jaren samen langs de gracht, het mannetje en het vrouwtje. Een bijzonder stel op leeftijd. Dan zaten ze een beetje in de zon, of in de schaduw van een boom, als ze zin hadden. Af en toe liepen ze een stukje, met z’n tweeën. Hij voorop, of zij. Waarom zou je vliegen? Geen haast en meestal geen doel. Maar soms was er wel een doel. Dan moest de weg worden overgestoken. Net als op die ene fatale dag. Toen het mis ging liep zij vast voorop.

Toen ik ‘s avonds voorbijfietste was het al gebeurd. Van een afstand zag ik haar liggen: midden op de rijbaan, doodgereden. Niet opzettelijk natuurlijk en misschien ook niet door te hard rijden. Want het is krap daar en de gracht ligt vlak langs de weg. Toch een steek door mijn hart. Een paar meter verderop, in het gras, zat het mannetje en keek naar het plakkaat daar op de weg. Roerloos, emotieloos, maar toch, als je goed keek…

Wat me nog het meest tegenstond was dat de hele dag kennelijk geen mens de moeite had genomen de gans even in het gras te leggen. Zo ga je dus met een dier om. Platgereden als een pannenkoek was ze inmiddels. Van de mooie zwartwitte veren en de fiere felrode kop was niets meer over.

Het mannetje is er nog steeds. Het onderspit gedolven, als altijd waar mensen en dieren naast elkaar leven. Als ik voorbijkom kijk ik altijd even naar hem om. Hij zit daar maar een beetje in de schaduw. Of in de zon, als hij zin heeft. Eenzaam, af en toe een stukje lopen. Waarom zou je vliegen? Nooit meer haast. En al helemaal geen doel. Of het moet eenzaam doodgaan zijn.

Foto: Scott van Daalen – Unsplash