Wichelroede

“’t Is door de woede dok, de woede, die mij naar u voerde”, verklaarde de wichelroedeloper aan de psychiater, een goede. “Hoe lang is het al geleden dat hij trilde, mijn roede, boven het veld van de boer of des mensens vloer, smachtend naar woelige aders. Heus, echt, ik bevind mij op het randje.”

Het zat de man niet mee. “De mensen gelóven er niet meer in, in de wichelroedeloperij”, vertrouwde hij de psychiater toe. “Mijn vak is niet meer stoer. Zelfs mijn vrouw zie ik tegenwoordig meewarig loeren als ik ’s avonds op de vloer oerend hard mijn roede – een joekel van een knoert – politoer. De boosheid dok, de woede. Weet u, ik heb altijd goed geboerd. Maar nu wordt het mij droef te moede. Ik sta op de richel, voel me gevloerd.”

Koortsachtig zocht de psychiater naar de woorden die hem de nodige authenticiteit zouden brengen over een metier waarvan hij niets begreep en ook niets wilde begrijpen. “Oeh”, zei hij, omfloerst, “dus u wilt zeggen dat in onze roerige wereld met zijn overvloed aan – ahum – ismen geen plaats meer is voor aardmagnetisme?”

“Precies!”, riep de wichelroedeloper, dankbaar voor het begrip. “Het magnetisme drukt mij naar beneden als nooit! Kwelwater is mij deze dagen een kwelling! De wateraders die ik inmiddels heb gelaten! Hou me ten goede, hoe ondergrondser hoe liever, maar nu, nu vrees ik dat ik zélf ondergronds ga, de richel voorbij!”

De psychiater schoof heen en weer in zijn stoel. “Ik begrijp uw standpunt, vat de symptomen”, zei hij. “Uw boosheid over het onbegrip dat u ervaart, de richel waarop u kennelijk balanceert. Maar ik breng goed nieuws. Weet dat wij van het brein in ons handboek een speciaal hoofdstuk hebben voor cliënten met de wichelroede. Goed dat u zich naar mijn praktijk spoedde. ’t Is namelijk exact wat ik bevroedde. Ik voer u weg van dat verfoeide randje. Ik draai het voor u om, met genoegen. U, heer van de wichelroede, heeft namelijk fiks last van richelwoede.”

Foto: Daniel Páscoa – Unsplash