Eigen werk

Mijn ondergrondse verdienste

By 24 juli 2014juni 29th, 2020No Comments

U mag het iedereen vragen. Ik ben een kei in het reizen per metro. Altijd al geweest. Dompel mij ergens in een metropool kopje-onder, geheid dat ik aan de andere kant van de stad zonder proesten weer bovenkom. Of het nu in Parijs is, Londen, Berlijn of Madrid, ik meng mij als metroganger tussen mijn anonieme medereizigers als de tienduizendste sardine in de zilveren school. Dat is mijn ondergrondse verdienste.

Van wie ik dat heb, dat easy going metrogevoel van laisser-faire, is mij een raadsel. In elk geval niet van mijn vader. Die chauffeerde tijdens zijn werkzame leven per auto reizigers comfortabel door stad en land. Dat plaatste destijds niet alleen hém, maar gen-technisch gezien thans ook mij lijnrecht tegenover de metro met zijn wat onpersoonlijke karakter. Daar komt bij dat ik als Eindhovenaar in een metroloos stadje ben opgegroeid (hoewel ik recentelijk heb gelezen over een politiek partijtje dat goede sier maakt door ons een ondergronds metrostelsel te beloven, gewoon onder ons Dommeltje en ons Tongelreepje door, maar dat kan nog even duren).

Heb ik eenmaal een (één) blik geworpen op de metroplattegrond met zijn strakke lijnenspel, vriendelijke kleurcodering en exotische haltenamen, dan treedt een soort, wat zal ik zeggen, fotografisch geheugen in werking waarvan ik niet eens wist dat ik daarover beschikte. Ik overdrijf niet als ik zeg dat mijn route vervolgens als ware het de trailer voor de film van vanavond op mijn netvlies wordt geprojecteerd.

Mensen, kunt u mij volgen? Ik laat het hardpapieren metrokaartje gedurende de hele rit tussen de vingers ritselen alsof het een tweede natuur is! Sta ik op het perron te wachten, de focus op de donkere tunnelbuis waaruit elk moment de lichten van de helse furie kunnen opdoemen, dan popel ik. Ik word warm van het onherroepelijk aanzwellende geluid van de elektromotoren. En springt daar dan plotsklaps de vonk van de bovenleiding, dan zet die ook mijn bovenleiding in vuur en vlam. U zult het begrijpen als ik zeg dat de metro mij in het bloed zit.

Elke ervaren metroganger zal het beamen: metroreizen betekent wachten. Dan is een tactische positionering van groot belang. Ik ben mij daarvan bewust. Verleent dat wonder der techniek ons zijn genade door met een laatste sis tot stilstand te komen, dan bevind ik mij automatisch pal voor de toegangsdeur. Ik hoef geen meter te lopen en ben als eerste binnen. Eenmaal binnen zal het mij niet gebeuren dat ik geen zitplaats weet te bemachtigen. En komt het voor dat ik in een volle metro onverwacht mijn plaats moet afstaan aan een mindervalide medereiziger, de Ga naar de gevangenis-kaart waarvan elke metroreiziger gruwt, dan heb ik in mijn onderbewuste vaak al bepaald naast wie ik de rit verder staande zal vervolgen. Dat is in de praktijk vaak een metro-genote die mijn opwinding feilloos oppikt, en vaak ook deelt. Ik adem metro, ik leef metro.

Kortom: ik ben de metroman.

Ik heb dat natuurlijk wel eens opgezocht. Want was daar niet een übercoole Engelse voetballer die men destijds ook zo noemde, metroman? Wat ik mij afvraag: had hij eigenlijk wel recht op een titel die mij toen ook al toekwam? En draagt hij die nog steeds? Vertel mij dan eens, hebben wij ooit een prestatie van hem vernomen die ook maar enigszins in de buurt van mijn ondergrondse verdienste komt? Dacht het niet.

Er kan maar één metroman zijn.

Mijn ondergrondse verdienste – Ronald Frencken