Eigen werk

Een complimentje van mijnheer Dick

By 25 november 2014juni 29th, 2020No Comments

Tandarts - Tekstschrijver EindhovenMijn zusje moet morgenochtend naar de tandarts. Ik wens mijn zusje van harte een beste behandeling. Niets liever zie ik dan dat zij met een stralend gebit de wereld toelacht. Dat gaat ook gebeuren, maar helaas niet voordat daar enig reparatiewerk heeft plaatsgevonden. Want morgenochtend gaat men, teneinde verdere recessie tegen te gaan, in haar mond met spuitjes en boortjes aan de slag. Ik wens mijn zusje een beste behandeling, heus. En wat ik haar nog meer toewens: een complimentje van mijnheer Dick.

Mijnheer Dick, de tandarts van mijn zusje, is ook mijn tandarts. Met mijnheer Dick kan ik het al jaren prima vinden. Een solide basis werd jaren geleden gelegd, toen mijn verstandskies linksonder het veld moest ruimen, 4.8 R voor kenners. Jazeker ‘R’ en géén ‘L’, want wat links is voor de patiënt, is rechts voor de tandarts. Boven blijft gewoon boven en onder onder, zelfs gezien door het grappige tandartsspiegeltje. Dat is altijd zo geweest. Terwijl mijnheer Dick varkentje 4.8 R ging wassen, zou ik na een ontspannend spuitje een uiltje gaan knappen, zogezegd. Varkentjes en uiltjes; de praktijk zou anders uitpakken.

Mijn verstandskies had zich diep in mijn wortelkanalen ingegraven en was niet van plan zijn terrein zonder slag of stoot prijs te geven. Uiteindelijk kwamen wij, mijnheer Dick en ik, als winnaars tevoorschijn, maar niet nadat daar in de stoel een bloedige strijd van anderhalf uur had plaatsgevonden. Een oneerlijke strijd ook, zoals tussen de visser en de aangeslagen zwaardvis die weet dat hij uiteindelijk zijn lot niet zal ontkomen. Ik, kramp in mijn kaak van het openhouden van mijn bakkes en mijnheer Dick met zweetdruppeltjes op het voorhoofd, onze blikken die elkaar tijdens de strijd kruisten in een steriele behandelkamer die geen recht deed aan het binnensmondse dat daar plaatsvond. “Gaat ie nog?” en “Volhouden man, bijna klaar”, zo sleepte mijnheer Dick mij, zijn aangeslagen patiënt, door het slagtandveld. Toen na anderhalf uur de wapens zwegen en alle boortjes bot waren, was de klus geklaard. Op het bakje naast mij spartelde 4.8 R nog wat na voordat hij met een laatste stuiptrekking het leven liet. Hoe wij de strijd hadden overleefd zonder de vaste hand (mijnheer Dick) of het verstand te verliezen (ik) weet ik niet meer. Wel weet ik dat de band die daar op het slagveld tussen mijnheer Dick en mij was gesmeed er een was voor het leven. Vol goede moed planden wij de nieuwe halfjaarlijkse afspraak, vastbesloten om ook dan weer tot het gaatje te gaan. Maar niet voordat mijnheer Dick mij uit de grond van zijn hart met een ferme schouderklop had complimenteerd: “Gefeliciteerd kerel, goed gedaan.”

Dat was natuurlijk erg aardig van mijnheer Dick. En moest er in de jaren daarna ooit tandsteen worden weggehaald of een vulling met pensioen worden gestuurd, mijnheer Dick had altijd een compliment klaar. “Ziet er prima uit verder”, “Goed gepoetst”, of iets anders opbeurends zei hij dan, natuurlijk geheel in de lijn met zijn inspanningen om mij fris en wit door het leven te laten gaan. Mijnheer Dick heeft voor het tandartsvak gekozen omdat hij de wereld er met stralende, hapklare gebitten veel beter vindt uitzien. Mijnheer Dick houdt van kunst, maar liever niet in de mond. Zelfs toen hij mij vorig jaar eens vermanend toesprak omdat ik een afspraak was vergeten, wat natuurlijk geheel mijnheer Dick’s visie was en niet de mijne, bleek onze bloedband sterker dan ons akkefietje. Ik wil mijnheer Dick niet in de steek laten. Want waar zich onder onmenselijke omstandigheden in de binnensmondse hel de werkelijke zin van het leven heeft geopenbaard, wordt niet gemaald om de consultkosten van een niet nagekomen afspraak.

Het was dan ook een hele verrassing tijdens mijn laatste periodieke beurt. Geen mijnheer Dick maar wel een nieuwe. Een dame wel te verstaan, natuurlijk aangenomen om de druk op zijn florerende praktijk te verlichten. Aardige dame hoor daar niet van. Sterk gebit ook, dat zag ik direct. Ik begrijp mijnheer Dick’s slimme zet best en voor dames ben ik nagenoeg altijd bereid mijn beste beentje voor te zetten, zeker als het gaat om mondhygiëne. Maar het is gewoon: met de nieuwe heb ik die band niet. Met haar heb ik de slagtandvelden nog niet verkend en ik betwijfel of zij überhaupt wéét dat er ergens velden bestaan waar boortjes en hardstalen naalden strijdend ten onder gaan tegen moedig ingegraven kiezen die niet van wijken willen weten. Maar wat erger was: er kwam geen compliment. Een half jaar lang had ik mij het apezuur geflost en gestoken, maar er kwam geen compliment om de hapklare staat van tand en kies. Wat wél kwam was het nadrukkelijke advies om nu toch snel een kostbare preventieve behandeling te ondergaan, daar anders de kans bestond dat enkele tanden, als ik pech had, binnenkort pardoes uit mijn mond zouden vallen.

Nee, met de nieuwe heb ik niet de band die ik met mijnheer Dick wel heb. Ik merk dat mijn flos- en steekbereidheid danig geslonken zijn en dat kan mij de kop en een kroon kosten. Mijn volgende afspraak heb ik dus weer bij mijnheer Dick. Dat voelt beter en heus: ik zal op tijd zijn. Mocht in de tussentijd een tand besluiten afstand te nemen van zijn roots, dan weet ik mijnheer Dick te vinden. Ik hoef hem maar te bellen. Dat gaat bij mij razendsnel via snelkeuzetoets 1 op mijn mobiel. Ik hoef maar te bellen en mijnheer Dick brengt zijn troepen in stelling.

Om mijn zusjes behandeling maak ik me zorgen. Want hoe gaat mijnheer Dick om met haar gemoed? Ik bedoel, als het op tandartsbezoek aankomt is zij toch meer een bangelijk knaagmuisje en geen bijtgrage carnivoor zoals ik. Ik kan hem natuurlijk een berichtje sturen. Dat hij haar niet helemaal spitsroeden laat lopen in het wortelveld en dat hij haar een beetje door de strijd heen sleept. En natuurlijk niet vergeet haar een complimentje te geven voor al het goede in mijn zusjes mond. Doet ie meteen. Want dat werkt, bij haar ook. Heeft ze zeker verdiend.

Meer lezen over mijn orale sentimenten?

Een complimentje van mijnheer Dick – Ronald Frencken