De regel luidt: gaat ’t over de Nederlandse taal, dan laten wij, zelfbenoemde taalexperts, ons never nooit kennen. Wij hebben antwoord op elke vraag, weten alles. En weten we het niet, dan geven we er een draai aan. Land der Blinden, kom maar op.

Dus daar is Moos, tijdens de lunch. Open vraag: “Hoe zit ‘t eigenlijk met dikwijls? Hoe spreek je dat uit? Zeg je echt ‘dikkels’?”

Een half dozijn zelfbenoemde taalexperts op kantoor valt stil, inclusief ondergetekende, het voetbalstadion waar in de laatste seconde het verliezende eigen doelpunt valt. Die zagen we niet aankomen. Wat volgt zijn zwabbers op goal, steevast een meter naast:

– Tuurlijk dikkels, wat anders?
– Dikwels toch?
– Dickels met een c dacht ik.
– Sowieso geen dik-wijls.

Hoogste tijd voor wat verdieping vinden wij vanille-experts, maar de nuance ontbreekt op de lunchtafel. Beter om het balletje subtiel terug te spelen op de vrager.

– Ligt eraan waar je vandaan komt he.
– Boven de rivieren zeggen ze dik-wijls, in Brabant dikkels. Dus wat bedoel je eigenlijk, Moos?

Moos, bij lange na niet tevreden met de magere hulp, schampert: “Nou eh ‘experts’, valt me tegen van jullie. Dikkels… right.”

Maar wacht, zoals altijd in dergelijke situaties staat ook hier expert Eenoog op, rechtstreeks overgevlogen uit het Land der Blinden:

– Herman van Veen. Die weet ‘t.
– Herman van Veen??
– Zeker. Die heeft er namelijk een liedje over, dat gaat zo: tomtiedoe dik-weeeels wa-poeptiedomdom. Zoek maar op.

Dikkels. Als woord an sich moet ik zeggen: klinkt zelfverzekerd: ‘Doe die van mij met extra dikkels’, of: ‘Hoe heb jij ze het liefst? Met flinke dikkels erop natuurlijk.’ Doe je iets stoers, ben je een bikkel. Neem je een softijsje, dan liefst een met spikkels.

Probleem met dit soort auditieve vraagstukjes is: hoe vaker je woorden hoort, hoe ongeloofwaardiger ze klinken. Dikkels? Dik-wijls? Het kreunt van alle kanten.

Over naar de echte kenner, die ik online vind. Wat blijkt is dit: je spreekt het inderdaad uit als ‘dikkels’, geen ‘dikwijls’. Best jammer, want hierdoor herken je het oorspronkelijke woord niet meer. ‘Dikwijls’ komt uit het Middelnederlands: ‘dicke wilen’. ‘Dick’ betekent ‘vaak’, ‘wile’ betekent ‘tijd’.

Dan verdikt de plot zich. In ‘dikwijls’ zit namelijk ook een lijntje naar het alom populaire ‘dick’. Kijk, dat verandert de zaak.

Het is natuurlijk koren op de molen van de boys van de dickpics. Want ze sturen ze dikkels, maar praten daarbij over hun snikkels.

Taal, ’t blijft een wonderlijk vehikkel.