Eigen werk

Mager tekentalent

By 23 september 2014juni 29th, 2020No Comments

Hoewel motorisch vaardig en ook op creatief vlak aardig onderlegd, kan ik niet zeggen dat ik bijzonder goed kan tekenen. Qua tekenen gaat mijn creativiteit niet verder dan enkele heilige huisjes waarmee ik jarenlang goede sier maakte.

Sommigen kennen ze nog, de flauwe aftreksels van stripfiguurtjes die ik ooit tekende: Lucky Luke, Hägar, Asterix. Ordinair gejat van hun talentvolle geestelijk vaders Morris, Dik Browne en Albert Uderzo. Verder was ik goed in het tekenen van zelfbedachte rare gezichten, schuin van voren: afzichtelijke grote neuzen onder uitpuilende ogen, vreemde monden en oren waarin je heus een oorschelp kon herkennen. Een bewezen trucje. Verder ging mijn tekentalent niet. Verder zal mijn tekentalent nooit gaan.

Mijn neef Ed daarentegen beschikt over een ongelooflijk tekentalent. Vroeger, toen Ed nog Edwin heette en wij elkaar als vriendjes vaak opzochten, genoot ik al van Ed’s gave. Als ik Ed vroeg zomaar iets te tekenen, dan stond daar binnen no time  een fantastische, tot in detail uitgevoerde motorfiets, een tank die zo uit een stripboek leek te zijn gereden of een scherpe karikatuur van een van onze gezamenlijke ooms of tantes, opa of oma. Geestige katten tekenen, ook daar was Ed goed in. Zó grappig dat ze nu probleemloos op internet duizenden likes zouden opleveren, mits daar Ed’s passie zou liggen. Nu ik erover nadenk: wat kon Edwin eigenlijk niet tekenen?

Ik ben linkshandig en heb ooit gedacht dat juist dát ervoor heeft gezorgd dat mijn tekentalent niet uit de verf kwam. Onzin natuurlijk, want tal van kunstenaars bleken linkshandig: Escher, Dürer, Michelangelo, Raphael, Leonardo da Vinci, om er een paar te noemen. Misschien zelfs ook Ed. Dat zou ik hem tussen zijn drukke tekenwerkzaamheden door eens moeten vragen. Toch was er een moment dat ik wél trots was op een door mij getekende productie.

Het was in de eerste klas van de havo toen ik de perfecte mijnheer Wempe tekende. Mijnheer Wempe was onze leraar Nederlands. Het was op een woensdagochtend tijdens de les dat ik hem in vijf ferme krassen feilloos tekende. Vijf krassen en er stond een mijnheer Wempe die geen Escher, Dürer, Michelangelo, Raphael, Leonardo da Vinci of Ed ooit beter zou kunnen tekenen. Ik stond perplex van mezelf en vergaf het zelfs het klasgenootje naast mij dat mijn saboteren van de les bij mijnheer Wempe zelf verklapte. Maar mijnheer Wempe vond de krabbel prachtig. Hij prees mijn talent en voorspelde dat ik het als tekenaar ver zou schoppen.

Mijnheer Wempe’s voorspelling durfde ik toen al te betwijfelen. Tekenen werd nooit mijn ding. De kortsluiting tussen de visualisatie in de bovenkamer en de uitvoering door de linkerhand, ergens, zou altijd blijven bestaan, zelfs toen ik vijf jaar later na het behalen van mijn eindexamen mijn havo-diploma feestelijk mocht ondertekenen. De handtekening die ik toen zette zou zich nooit verder ontwikkelen, het predikaat ‘krabbel’ nooit ontstijgen. Hoe dat kwam, daarover een volgende keer meer.

Mager tekentalent – Ronald Frencken