Eigen werk

Gekrabbel in de marge

By 4 december 2014juni 29th, 2020No Comments

U moet weten: op mijn handtekening ben ik niet trots. Ik kan in alle eerlijkheid zeggen dat mijn handtekening bij degenen die een brief graag afgesloten zien met een autoritaire krabbel, mateloos door het ijs zakt. Gelukkig is er troost: het ontwikkelproces was er vooral een van weerbarstig duwen in plaats van vloeiend trekken.

Ik denk dat mijn linkshandigheid de aanleiding is tot mijn de povere signatuur. In tegenstelling tot mijn handschrift, dat top is als je het mij vraagt – maar dat moet ook wel want schrijven leerde ik via de lesmethode Eerst dui-de-lijk… dan snel (‘zie je kleine jantje – hij wuift met zijn handje – kijk daar heb je daan – met zijn rode laarsjes aan’) – ziet mijn handtekening er sinds zijn ontstaan zo’n 35 jaar geleden, zeer schlemielig uit. Dat heeft alles te maken met duwen en trekken. De rechtshandige trekt, terwijl de linkspoot duwt. Het verschil tussen beide lijkt marginaal maar laat ik u vertellen: dat is het niet.

Trekken is natuurlijk veel idealer dan duwen. Dat weten alle linkshandigen. Dat geldt niet alleen bij het schrijven, maar bij zowat alle dagelijkse werkzaamheden die trekken en duwen vereisen. Bijvoorbeeld stofzuigen, het terras vegen, strijken of de auto sponswassen. En nu ik eraan denk: wat dacht u van de trek- of duwschuit? Trekken is gewoon een meer verfijnde handeling dan duwen.

Probeert u even mee:

Bij het trekken is sprake van een constante druk, wat de beweging minder vermoeiend maakt. De trekbeweging vindt ook meer gecontroleerd plaats dan duwen. Zeker op papier. Hier is de schrijver immers volledig afhankelijk van het onheil dat hij op zijn schrijfpad tegenkomt: onverwacht grof houtpulp, vettige vezels of ander biologisch vuil. Ik kan u verzekeren dat zelfs de linkshandige monnik ten tijde van de Spaanse Inquisitie of destijds de secretaris van de farao, belast met het beschrijven van het papyrus, daar een hartig woordje over zou kunnen meepraten.

De officieuze conclusie luidt wat mij betreft dan ook dat het juist de trekbeweging is die door de jaren heen onze maatschappij heeft gevormd, en dat juist de trekkers, de rechtshandigen, de touwtjes in handen hebben, en niet de duwers. Hierbij sta ik open voor discussie.

Na 35 jaar oefenen oogt mijn linkshandig geplaatste handtekening, die toch echt ‘R. Frencken’ wil vertellen, allesbehalve gedistingeerd. Gekrabbel in de marge, en daarmee is alles gezegd. Om te beginnen is de hoek van de krabbel ten opzichte van het papier niet optimaal. Nooit geweest en dat is een gemiste kans maar klaar daarmee. De hoofdletter ‘R’ waarmee hij begint vloeit niet en stokt vanwege alle valse zwierigheid hier en daar zelfs, als wilde de handtekening al klaar zijn voordat de pen zijn positie op het papier had bepaald. Teveel haast, en dat leidt natuurlijk nergens toe, zoals in heel het leven. Daarna gaat het onvrolijk verder met de hoofdletter ‘F’. Die begint weliswaar ferm maar stottert daarna als een dronken winkelwagentje van rechts naar links over het papier. Zelfs de krachtig bedoelde horizontale lijn die het dak van de ‘F’ moet vormen, en die daartoe in feite alle kansen biedt, overtuigt niet. Een schot voor open doel maar… gemist.

Na de ‘F’ volgen een kippenkrasserige ‘r’ en ‘e’. Die lijken in groep twee van de lagere school geboren, maar nooit getogen. Let wel, want dat is vreemd, de r’s en e’s uit mijn dagelijkse handschrift zijn wederom fabuleus en ogen an sich zeer volwassen en zelfbewust! Maar de handtekeningenexpert die het hierop volgende ‘nck’ onder de loep zou nemen, ziet direct dat ik hier de handdoek in de ring heb gegooid: de letters vormen een kansloze missie en zijn als zodanig zelfs totaal niet herkenbaar! Daar kan de aan de ‘k’ bevestigde gekunstelde horizontale lijn, bedoeld als verbindende balanslijn met de lijn die het dak van de ‘F’ vormt en die aldus als kaderlijn dient om de lettersoep nog iets van allure te geven, niets aan veranderen. Met het zetten van de horizontale lijn onder de ‘k’ is de handtekening eigenlijk klaar. De afsluitende ‘e’ en ‘n’ van ‘Frencken’ moet ik destijds tijdens het ontwikkelproces al hebben geofferd, scherp voorvoelend hoe bedroevend mijn handtekeningenproject zou gaan uitpakken.

Dan is daar nog die ongefundeerde ‘krul’. Dit kansloze deelprojectje is in de loop der jaren linksonder aan de afsluitende lijn ontstaan. De balans opmakend denk ik dat deze ooit was bedoeld om puristen die de theorie van de Gulden Snede aanhangen, over te streep te krijgen; als díe mijn krul zouden pikken, zou het alsnog goed komen. Puur praktisch blijkt deze krul echter niets meer dan een niet-vergulde kronkel in onversneden richting. Een krul die nooit tot wasdom mocht komen en die zich, samen met mijn krabbel, nimmer in de interesse van enig purist zal mogen verheugen.

Dit is hij dan, mijn krabbel.

Dit is hij dan, mijn krabbel. Overtuig uzelf!

Natuurlijk ben ik niet de enige die zich van jongs af aan in het handtekeningengeweld staande probeert te houden met een valse krabbel die wol noch soelaas biedt. Gelukkig is er hoop. In onze maatschappij is er steeds minder vraag naar de traditionele met de linker- of rechterknuist geplaatste krabbel. Onze digitale signatuur bestaat tegenwoordig slechts nog uit onzichtbare eentjes en nulletjes en wordt door de computer gemaakt. Daar komt bij dat hij met het blote oog niet zichtbaar is, hoe goed u ook kijkt. Dat verdwijnt allemaal versleuteld en wel in de kabel of in het draadloze. Ongetwijfeld zijn er genoeg puristen die daaruit hoop putten. Ik waan me er een van.

Ook met mijn tekentalent was het, in tegenstelling tot mijn neef Ed, pover gesteld.

Gekrabbel in de marge – Ronald Frencken