Eigen werk

Addergebroed

By 24 april 2014juni 29th, 2020No Comments

Het addergebroed - Shoc! door Ronald FrenckenHet is dinsdagochtend. Ik lig in bed, ben net wakker. Kan niet zeggen dat ik lekker ben ontwaakt. Helemaal niet zelfs. Het was het misselijkmakende addergebroed dat mij tot in de nieuwe dag zou achtervolgen.

Scène één.

Het is rond zeven uur in de ochtend en ik bevind mij in de buurt waar ik ben opgegroeid, in Stratum. Er dwalen daar onwelkome wezens rond. In straten, in brandgangen en achter auto’s en schoorstenen schuilen schimmige gestalten met knokige vingers en tentakels. Hun smerige gewaden wapperen, hun ogen schieten vuur en een zwavellucht vult de straten. Uit welke stinkende krochten de helse gedrochten tevoorschijn zijn gekropen weet ik niet. Wel weet ik dat ze het op de kinderen in onze buurt hebben gemunt, mijn vriendjes. Ik weet dat ik er op dat moment alleen voorsta. Toch ben ik niet bang, zo staat mij voor de geest.

In een volgende scène is hulp gearriveerd. Samen met anderen die ik niet direct herken, maar waarvan ik weet dat het buurtgenootjes moeten zijn geweest, gaan we de valse geesten te lijf. Dat is raar; met het oog op het gevaar worden wij niet eens naar binnen gehaald; onze ouders malen klaarblijkelijk niet om het lot dat ons daar beschoren kan zijn.

We maken een kans; in de Clematisstraat ter hoogte van de tweede brandgang links bij de Resedastraat vinden we een uitbundige verzameling wapens. Op de motorkap van een auto liggen daar fraai gepresenteerd automatische geweren, pistolen, munitie en wat al niet meer, gewoon voor het grijpen. Afgaande op de wijze waarop ze uitnodigend zijn gepresenteerd vertrouwt de anonieme verstrekker van het wapentuig volledig op onze verantwoordelijkheid. “Pak maar jongens”, lijkt de uitstalling te zeggen. Dat doet goed. Ik kies een stoere zwarte shotgun, zo een als uit de film. De stemming is goed en onze kansen keren, zo is ons gevoel.

Fikse tegenvaller: bij het oppakken blijken de wapens écht filmwapens. Mijn shotgun is gemaakt van goedkoop plastic en is afkomstig uit de Volksrepubliek. Als ik de gun snel heen en weer schud, zwiept de loop krachteloos heen en weer als het zwaard uit de ridderset van de speelgoedwinkel. Tot zover de verantwoordelijkheid voor het wapentuig die ons is toegekend. Toch moet ik zeggen dat het ding er verdomd echt uitziet, met het nephouten handvat vooraan wat je op en neer kunt schuiven om, dat heb ik wel eens op tv gezien, nieuwe patronen in de loop te pompen. Maar het misselijkmakende addergebroed wegvagen gaat er niet mee lukken.

Inmiddels heeft  de strijd zich verplaatst naar een stuk braakliggend terrein dat ik niet direct herken. Her en der staan autowrakken en het is mijn taak om, gebukt rennend om zoveel mogelijk voor het valse addergebroed onzichtbaar te blijven, de auto’s te bereiken, ongetwijfeld om van daaruit verder op te rukken. Zo is de besproken aanvalsstrategie. Ik waan mij veilig in de wetenschap dat achter mij een cordon van politieagenten dat zich inmiddels ook op het strijdtoneel heeft gemeld, mijn aanvalsbeweging nauwgezet volgt en mij indien nodig met actief vuur zal steunen.

Als ik met mijn plastic shotgun de auto heb bereikt (die gaat mee want eenmaal gegeven blijft gegeven) snoekduik ik op de achterbank. Eitje. De geesten zijn nog nergens te bekennen, dus ik moet razendsnel zijn geweest. De hele actie verloopt tot dusverre verrassend lekker.

Maar dan loopt het fout.  Want Sneakers, mijn kat, bevindt zich ook in de auto.

Sneak kan niet het geduld opbrengen om verdekt in de auto het juiste aanvalsmoment af te wachten. Wanneer dat moment precies aanbreekt weet ik dan nog niet. Zover is onze strategie immers nog niet uitgestippeld. Wat ik wel weet is dat Sneak het loerende gevaar onjuist inschat en uit het openstaande raam wil springen, ongetwijfeld om verder op te rukken. Dat probeer ik te beletten, want de geesten hè. Uit alle macht houd ik een hevig tegenspartelende Sneak die een wisse dood tegemoet zal springen, stevig vast.

Dan schrik ik wakker. Ik bevind mij in bed. Voor mij hou ik een hevig tegenspartelende Sneak stevig vast. Die houdt mij wel eens gezelschap en slaapt dan gezellig een uurtje mee. Aan mijn gesorry heeft hij een broertje dood en er valt wat hem betreft al helemaal niets te sussen. Hij wil los en ik laat hem. In een tel is hij van de kamer, nog een tel later van de trap.

Een half uur later gaat de wekker. Het is tijd om op te staan.  Sneak ligt er alweer, nu aan de andere kant van het bed. Hij doomt zijn droom en ik benijd hem om het spektakel waar hij misschien deel van uitmaakt. Toch even nakijken… Maar op nu.nl lees ik niets over onwelkome wezens met tentakels in brandgangen. Niets aan de hand dus. Erg jammer. Een dag als alle andere dient zich aan.

Addergebroed – Ronald Frencken