Eigen werk

De peignoir

By 24 juni 2014juni 29th, 2020No Comments

De peignoir - Shoc door Ronald Frencken“Alles bij je, paspoort niet vergeten?”, grap ik als ik om half elf ’s ochtends voor de deur sta om mijn moeder weg te brengen. Ik ben op tijd en dat is wat ze mij de avond ervoor op het hart heeft gedrukt: vooral niet te laat komen.

Als het op tijd aankomt laat mijn moeder liever niets aan het toeval over. Dat geldt ook voor die dinsdag in juni, als ze om half twaalf op haar vakantieadres in Tilburg wordt verwacht en wij een riant uur hebben om slechts veertig, in mijn moeders ogen uiterst verraderlijke snelwegkilometers af te leggen, op een route waarop achter elk hectometerpaaltje filegevaar loert.

Van mijn moeder weet ik dat haar vakantie begint op het moment dat ze de voordeur achter zich sluit. De vakantiebestemming was nooit haar doel. Voor haar zit vakantieplezier hem in de onderneming zelf. In elke kilometer die wordt gereisd en in elke stap die wordt gezet. Op vakantie kan mijn moeder genieten van het kleinste moment, een gevoel dat ik gelukkig met haar deel. Vroeger, tijdens uitputtende autoritten met het gezin naar de vaste vakantiebestemming in een ver Spanje, werd de reis een stuk prettiger als voorbij de Belgische grens de koelbox openging en met liefde gesmeerde broodjes en boterhammen, koteletten, gehaktballetjes, kartonnetjes fris en fruit tevoorschijn kwamen. Om de bestemming kon je praktischerwijs niet heen, maar van elke af te leggen meter moest optimaal worden genoten.

Van een koelbox is dit keer geen sprake. Daarom ook is het des te prettiger als wij de veertig kilometer naar mijn moeder’s vakantiebestemming voorspoedig afronden en wij het TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg op tijd bereiken.

Want mijn moeder gaat niet echt op ‘vakantie’-vakantie.

Mijn moeder wordt opgenomen in het TweeSteden Ziekenhuis. Daar zal ze worden geopereerd aan een vervelende kwaal die haar al acht maanden bezighoudt en die door de lokale medici, waar zij altijd zo’n rotsvast vertrouwen in heeft gehad, tot nu toe schomelijk is onderschat. Toch, ondanks het feit dat mijn moeder’s kwaal zich als een niet-kwaadaardige vorm van kanker laat omschrijven, ziet zij haar ziekenhuisverblijf als vakantie. Dat geldt ook voor de twee uitnodigingen voor onderzoek die zij de afgelopen weken van het kundige gespecialiseerde team van het TweeSteden heeft ontvangen. Niets minder dan uitjes waren dat voor haar, met fijne kleine momenten die veel meer telden dan de onderzoeksaanleiding. Gezellig met de auto, kletsen onderweg: weet je het al van die en die, en hoe gaat het nou met die? Een hapje eten, op tijd een kopje koffie. Fijn is dat, ook voor mij; tijd maken voor elkaar. Merken dat je weer naar elkaar toe groeit.

De twee onderzoeken voorafgaand aan de ziekenhuisopname waren voor mijn moeder beslist niet prettig, zo lijkt mij. Prikjes, spuitjes, buisjes, weer nieuwe prikjes en mijn moeder gaf geen kik. Bleef stralend en opgewekt, als was het een vakantiedag waar op elk moment wel iets te genieten valt, en liet zich maar weer eens in de watten leggen door de oncoloog, de anesthesist en de radioloog.

Hoogtepunt van beide onderzoeksdagen was voor mijn moeder het inpandige restaurant Bies & Look, waar wij tussen de onderzoekjes door lunchten. Dat was telkens feest. Een broodje kroket voor haar (‘Dat vind ik nou zó lekker’) en soep en een vers belegd broodje voor mij. Een vriendelijk kopje koffie erbij. Fijne bediening, milde prijzen, verwennerij ten top. Dat deze uitjes een bloedserieuze aanleiding hadden, kwam niet bij haar op. Even misschien, maar niet lang.

Qua gezondheid is mijn moeder gedurende haar leven door het oog van god weet hoeveel naalden gekropen. Mijn moeder mag inmiddels al driekwart eeuw op aarde rondlopen, en met uitzondering van die vervelende tumor is zij altijd kerngezond geweest. Fitnessen, fietsen, schilderen, bridgen, zingen, oppas-oma zijn en wandelen; ik ken weinig mensen die haar dat op haar leeftijd nadoen. De laatste jaren verdenk ik er haar wel eens van dat zij nu óók wel eens iets zou willen mankeren, net als al die anderen in haar omgeving. Het lijkt soms alsof ze denkt dat ze er zonder kwaal niet helemaal bij hoort, gezonde vis die zij nu eenmaal altijd geweest is.

De week voorafgaand aan haar verblijf in het TweeSteden hebben inmiddels heel wat bekenden gehoord van haar kwaal. En hoewel deze niet levensbedreigend is, doen de woorden ‘kanker’ en ‘tumor’ toch hun prettige sociale werk. Er glijden lieve kaarten met fijne woorden en goede raad door de brievenbus, van mensen die oprecht geschrokken zijn over die spelbreker die daar mijn moeder pest. Mijn moeder zelf? Die geniet van alle lieve woorden, beurt op zonder te bagatelliseren en maakt zich op voor haar aanstaande ziekenhuisverblijf. “Bang? Nee hoor, ik ga er heerlijk op vakantie. Lekker eten, uitrusten, goede bediening, het lijkt me zo fijn daar.”

Afgelopen week moesten de spullen voor de vakantie bij elkaar worden gezocht. Het vertrek was gepland op dinsdagochtend. Maar mijn moeder kennende vermoed ik dat haar weekendtas op de zaterdagmiddag ervoor al klaarstond. Spannend werd het toen bleek dat ze geen geschikte ochtendjas had. Want die had je daar nodig, vermoedde ze. Je kon tijdens het herstelproces toch slechts in je pyjama door de gangen flaneren. Daarbij,  je wist natuurlijk nooit wie je in het ziekenhuis tegen kon komen.

Op een helder ogenblik kwam de oplossing. Want was daar niet een ochtendjas die ze ooit van haar vriendin Riek had gekregen en die ze eigenlijk nooit had gedragen? Even later kwam ze beneden met een splinternieuwe tijdloze huisjapon van onbesproken kwaliteit: donkerblauw fluweel afgebiesd met zacht roze. “En hij kleedt zo mooi slank af”, zei ze er ook nog bij. Was daar natuurlijk nog wel de kwestie van de nog ontbrekende bijpassende roze slippers. Want een fraaie peignoir is één ding, maar zonder aansluitend schoeisel kun je daar eigenlijk niet mee voor de dag komen, zo wikte en woog ze tijdens die spannende dagen van ijdele voorpret.

Mijn moeder kennende laat ze zich de komende dagen als een heuse Joan Collins in het ziekenhuis verwennen. Genieten van alle aandacht, van het opgediende eten dat bij voorbaat alleen maar lekker kan zijn en van de huisjapon met bijpassende slippers. Komende zaterdag is het vakantieavontuur voorbij en mag de weekendtas weer voor de terugreis worden ingepakt. Of Bies & Look voor vertrek nog op het programma staat moet nog blijken. Wat ik wel weet is dat ze van elke meter terugreis én van de thuiskomst weer zal genieten. Want dat het fijnste van de vakantie toch altijd weer het thuiskomen is, ook dat weet mijn moeder.

De peignoir – Ronald Frencken