Eigen werk

De eenzame fietser

By 24 juni 2012juni 29th, 2020No Comments

Afgelopen donderdag na het werk dacht ik, ik dacht, kom ik ga gewoon met de fiets. Nou eens niet eerst laf thuis de auto halen, nee lekker fietsen. Ik fiets namelijk naar mijn werk weet u. En wat wil dat nou helemaal zeggen, vijf kilometer. De wind stond gunstig, dus dat scheelde.

Nu is het een saaie weg, vanaf ons kantoor aan de Hoogstraat naar het Máxima in Veldhoven. Toch weerhoudt een eindeloos stuk vuilbruin fietspad met links kuchend spitsverkeer mij niet van een bezoek aan mijn zusje. Die logeert namelijk een nachtje in het ziekenhuis. Dat is best zielig voor haar en een schouderklopje kan ze goed gebruiken. Trouwens, een hekel aan fietsen heb ik niet. Beetje uitwaaien en zo. Goed voor de gezondheid en voor het milieu!, denk ik er ook nog bij. Erg.

Eenmaal buiten ons kantoor kies ik ervoor om linksaf te slaan. Richting centrum, wind in de rug. Dat doe ik omdat ik op dat moment nog niet precies weet hoe ik er moet komen. Dat heeft te maken met mijn richtinggevoel of beter gezegd: het ontbreken ervan. Mensen die als peuter al vroeg konden lopen, zoals ik, schijnen daar vaker last van te hebben, van geen kennis van richting. Maar daar hoor je ze niet over, die lui met richtinggevoel. Maar intussen allemaal wel aan de navigatie. Afijn.

Eenmaal bij het centrum realiseer ik me dat ik toch rechtsaf had gemoeten. Omkeren dus, en terug. De eerste omweg is een feit. De tegenwind ook. Gelukkig is het lekker weer en kan niets mij deren. Dan openbaart zich voor mijn ogen ineens de route, als een postduif die zijn oriëntatierondje heeft gevlogen. Niets houdt mij nu nog tegen. De Groot’s Eenzame fietser, blakend van energie.

Ik en mijn Gazelle rule! Twintig minuten later klok ik een sterke tijd als ik mijn fiets parkeer in Máxima’s fietsenstalling. Dat ging helemaal zo slecht nog niet, en onderweg nog heel wat fietsers ingehaald ook. Klam word je er wel van, van vijf kilometer stevig doortrappen. Maar dat droogt wel op, op weg naar kamer 2.31 waar mijn zusje verkoevert. Kamer 2.31 ligt op de tweede verdieping, zo schat mijn zelfvertrouwen.

Echt feestelijk wil het in een ziekenhuis maar niet worden. Zelfs niet als het Máxima heet. Hoewel het op de tweede verdieping een drukke boel is, want bezoekuur, overheerst de bedrukking. Bloemen, knuffels en fruitmanden worden aangedragen door bezoekers die eigenlijk liever elders hadden willen zijn. Aan de koffie, aan het journaal, aan RTL4, overal maar niet aan de bedrand.

Het vreemde is dat kamer 2.31 helemaal niet druk lijkt. De deur blijkt zelfs dicht. De kamer zelf toont alleen maar lege bedden. Wat raar. Gelukkig peilt de vriendelijke baliezuster mijn twijfel. Bij wie ik zijn moet?, vraagt ze als ze gezellig op mij is toegelopen. Maar ook het noemen van mijn zusje’s naam leidt niet tot herkenning. Daar snap ik nou niks van. Of toch wel? Het zal toch niet?

Impulsief handelen gaat mij niet zo goed af, weet ik uit ervaring. Dat blijkt ook nu weer. Pas als de zuster op haar lijst heeft gekeken en er zich van heeft verzekerd dat mijn zusje niet te gast is in het Máxima, bel ik haar. “Het Máxima? Nee hoe kom je daar nou bij. Ik lig in het Sint Anna in Geldrop.” Mijn transpiratievocht is inmiddels opgedroogd. Een klam gevoel overvalt me.

De eenzame fietser – Ronald Frencken