Eigen werk

De Carsons en de Jetsons gaan ter picknick

By 20 oktober 2014juni 29th, 2020No Comments

Ook wij hadden onze bijdrage geleverd aan de veganistische picknick in het Eindhovense Philips De Jongh-park waarvoor wij die vrijdag door onze vriendin Yinga waren uitgenodigd.

De uitnodiging bereikte ons daags ervoor via de app: “Hebben jullie zin in een veganistische potluck picknick? En of wij dat hadden! Een spontaan idee vonden wij het, vooral weggelegd voor anderen. Voor de Carsons en de Jetsons bijvoorbeeld die elkaar in kommerloze Amerikaanse familiefilms in de shopping mall tegenkomen en dan spontaan samen een hapje gaan eten. Natuurlijk hadden wij zin, born to be wild als wij waren.

Wat potluck betekende wisten wij toen nog niet. Het bleek geen verspreking van het mobiele woordenboek, wat ik in eerste instantie dacht. Het woord had, zo vermoedde ik later, via de digitale weg ons land bereikt, zoals vroeger het besmettelijke virus via ontdekkingsreizigers ook ongerepte gebieden had weten te bereiken. Het betekende dat iedereen geacht werd een bijdrage in natura te leveren. Potluck, noemden wij dat vroeger geen Amerikaanse fuif? Damned, wij kregen steeds meer trek! En stond daar onze droom van de Carsons en de Jetsons niet op het punt om uit te komen?

Yinga had ons in de loop der tijd verschillende keren voor een etentje uitgenodigd, en altijd wist ze ons mee te voeren op een culinaire veganistische ontdekkingsreis die zijn weerga niet kende. Een tip van de sluier lichtte ze de dag voorafgaand aan de picknick op: ze zou een recept van wortelcake uitproberen. Wij waren benieuwd!

(Waarna wij, wreed als wij waren, elkaar nog eens gniffelend herinnerden aan het aloude worteltaartmopje over het konijntje dat elke dag naar de bakker gaat en vraagt: “Zeg bakker, heb jij worteltaart?”, waarna de bakker denkt: “Goh, laat ik eens speciaal voor het konijntje een worteltaart bakken”, waarna het konijntje de volgende dag weer aan de bakker vraagt:  “Zeg bakker, heb jij worteltaart”, en na het bevestigende “Jazeker dat heb ik” tegen de bakker zegt: “Vies hè?”).

In ons Philips de Jongh-parkje bleek het die vrijdagmiddag aangenaam warm. Het zonnetje scheen barmhartig op zes broze bolletjes die elkaar potlucksgewijs gingen verwennen. Op het bolletje van Yinga van de organisatie natuurlijk, en op dat van Ingrid. Verder waren er nog de dames Boekweitblij, Dauwdans en Op den Gluudt die wij nog niet zo goed kenden, allen met een tas vol veganistisch lekkers. Het laatste bolletje was van mij, de kommarukker.

Daar zaten we dan, op een halfschaduwplekje. Op de picknickdeken of gewoon met de benen in het gras. Tussen onze nog onwennige winterse lijven lag daar allerlei zomers lekkers, groenten en vruchten en meer, alles van onbespoten gedrag zoals het de veganistische levensstijl betaamt. Maar nadat het ijs was gebroken was en ik al verschillende keren “Zullen we?” had gedacht, bleef het officiële aanvalssignaal uit. Dat kwam op een onbewaakt ogenblik, nadat ik over mejuffrouw Dauwdans’ voorstel om in het gras eerst nog wat yoga-oefeningen te doen, mijn veto had uitgesproken. “Yoga? We kwamen toch om te eten”, Fred Flintstonede ik onbegrepen. Dat vond Yinga, voor even mijn Wilma, gelukkig ook. Aanvallen maar.

Er was natuurlijk Yinga’s heerlijke wortelcake. Die bleek dus helemaal niet naar worteltjes te smaken. Terwijl er toch een pondje of wat was ingegaan, zo werd ons verzekerd. Verder waren er een soort appelflapvormige appelflapjes, maar zonder appel. Ook lekker. Er was een spread, ik zou liever zeggen: boter, van avocado’s. Die mocht je gewoon op allerlei broodjes en crackers smeren die daar binnen handbereik lagen. Er waren sapjes die onze smaakpapillen tot het uiterste uitdaagden; al keuvelend laafden we ons aan spinaziesap, appelvocht met gember en, ik geloof, andijviejuice met perenextract. En dan was daar natuurlijk onze inbreng.

Ingrid had de honneurs voor ons beiden waargenomen. Haar had ik op die vrijdagochtend naar de winkel gestuurd en op het hart gedrukt om niet te durven denken aan terugkeren zonder veganistische bijdrage.

Nou, die bijdrage mocht er zijn.

Nog ingepakt in een knalgele Jumbo-tas lag daar onze veggie inbreng: een stuk of wat witte broodjes, wat stukjes gesneden meloen in een Tupperware-bakje, een bakje eiersalade uit het schap en enkele flesjes vers geperst sinaasappelsap. Aan Ingrid’s intenties mocht niet worden getwijfeld.

Dan was daar nog mejuffrouw Boekweitblij’s grijze broodje. Het bleek wat plakkerig en daarom liet het zich moeizaam snijden. Het bevatte boekweit, krenten en nog veel meer gezonds en het leek in geen enkel opzicht op het sesambruin dat wij elke ochtend besmeren. Bij bestudering leek het nog het meest op een Belgisch baksteentje, zo’n steentje waarvan hele rijen huizen in failliete Belgische dorpjes zijn gebouwd. Qua smaak best lekker maar tegen je gehemelte voelde het werkelijk een beetje plakkerig. Specie-achtig. Een onzorgvuldig gedroogd baksteentje… daar kon je geen huis op bouwen.

Wij keuvelden ons een weg door de picknick. Al kwebbelend werd heel wat terrein ontgonnen. Over het glutengevaar vooral. En wat opviel: er werd ook veel over seks gesproken. Over lust en over flirten. Was dat nou picknickpraat? Of kwam dat door een veganistische levensstijl, vroegen wij ons af? Wij kregen daar in elk geval rode oortjes van, maar dat was natuurlijk ook omdat wij jarenlang teveel gluten hadden gegeten. Want dan doen gluten, die ondermijnen je leven. Met de gluut moest je niet fokken.

Mooi om te zien was dat mejuffrouw Op den Gluudt daar op de picknickdeken met behulp van speciaal voor dat doel meegebrachte naaigarnituur haar kleding repareerde. Daar werd zelfs een sok gestopt, meende ik te zien. Ik bewonderde haar temeer omdat ze de gluut durfde te tarten. Na een nagenoeg glutenvrij leven had ze vanwege ongemak besloten een hele maand wél gluten te eten. En dat merkte ze, vertelde ze. Waaraan precies weet ik niet meer. Wel zag ik dat daar naald en draad werden gehanteerd of het een lieve lust was. Had de gluut daar een aandeel in gehad?

Zo stopten wij ons die vrijdagmiddag glutenvrij vol. Wij smeerden en hapten, nipten en napten. En wij meenden dat onze huiden met de hap mooier werden. Want dat is wat gluten, of eigenlijk niet-gluten, doen: zorgen voor een gave, eeuwig jonge huid en geest. En wij beseften terdege dat het voor ons te laat was, spijt dat we hadden dat we de gluut al die jaren zijn gang hadden laten gaan. Zonde. Maar wij waren ook dankbaar. Dankbaar dat wij die vrijdagmiddag tijdens de Amerikaanse potluck picknick van de Carsons en de Jetsons hadden mogen beseffen dat er, mits glutenvrij, voor ons nog een mooie toekomst was weggelegd.

De Carsons en de Jetsons gaan ter picknick – Ronald Frencken